5. ALLE NATUURGEBEUREN
WORDT BEHEERST DOOR INFORMATIE- OVERDRACHT VAN BOODSCHAPPERS Inleiding Bij het onderzoek naar het gedrag der dode en levende materie gaat de wetenschap ervan uit, dat we te maken hebben met onbezielde materiedeeltjes (8). Men leek geen invloeden te kunnen aantonen die van buiten het stoffelijk universum kwamen, waardoor het ontstaan van het universum en de daarop volgende evolutie in de loop der eeuwen ontdaan is van elke goddelijke scheppingsgedachte. Het idee dat er een God zou zijn en dat we te maken hebben met een Intelligent Design (ID) is ver weg geraakt. Het wetenschappelijk onderzoek heeft mij echter op het spoor gebracht, dat er wel degelijk invloeden zijn die van buiten het stoffelijk universum komen en dat we eigenlijk te maken hebben met bezielde materiedeeltjes (9). Door namelijk een materiedeeltje op te vatten als een onstoffelijke macht die zich manifesteert als een boodschappers uitsproeiende bron die tevens gevoelig is voor invallende boodschappers ontstaat een duidelijk beeld van een bezield materiedeeltje. De boodschappers brengen informatie over waarmee zij hun omgeving kunnen beïnvloeden en hierdoor wordt het mogelijk ons een beeld te vormen hoe de Goddelijke Almacht het heelal heeft doen ontstaan en evolueren. Om het belang van boodschappers nog eens goed te laten zien wil ik in dit artikel twee bekende problemen bespreken, die de alles beheersende werking van boodschappers goed weergeven, te weten: A) De constante lichtsnelheid. B) De expansie van het heelal. (8) Door de Griekse filosoof Democritus als eerste voorgesteld (9) Door de Griekse filosoof Aristoteles als eerste voorgesteld A) De constante lichtsnelheid Zoals uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken, is de snelheid van elke straling en dus ook van licht 300.000 km/sec. Indien b.v. een lichtbron met een snelheid van 100.000 km/sec de aarde nadert, dan treft het licht de aarde met een snelheid van 300.000 + 100.000 = 400.000 km/sec. Elk meetinstrument meet echter een snelheid van 300.000 km/sec, welk meetinstrument men ook probeert. Indien een lichtbron met een snelheid van 100.000 km/sec zich van de aarde verwijdert, dan treft het licht de aarde met 300.000 - 100.000 = 200.000 km/sec. Ook nu weer meet elk meetinstrument een lichtsnelheid van 300.000 km/sec. Om het vreemde verschijnsel van de constante lichtsnelheid van 300.000 km/sec te kunnen verklaren heeft Einstein in 1905 de beroemde relativiteitsleer ontwikkeld. Einstein was een geniaal wetenschapper en filosoof, die wel in een Goddelijke Schepper geloofde, maar niet in de werking van bezielde materiedeeltjes en onstoffelijke machten. Einstein zocht een verklaring voor de constante lichtsnelheid in het samentrekken van de ruimte en het uitrekken van de tijd. Aan deze verklaring was een omvangrijk stuk wiskunde verbonden, maar gaf de verklaring een geur van onaantastbaarheid. Hoewel de relativiteitsleer voor de gemiddelde lezer onbegrijpelijk is, is ze toch over de hele wereld bekend geworden door de formule E=mc2. Deze formule gaf aanleiding tot magische uitspraken als: 'Men gaat de vergelijking van Einstein binnen, men is doorgedrongen in de uiterste structuur van de materie en men trilt in harmonie met de oer-polsslag van de kosmos' (10). De materialistische verklaringen van Einstein kregen daardoor toch een beetje spirituele kleur. (10) Zie Het avondrood der magiërs: De heilige mantra der nieuwe wetenschappen van Rudy Kousbroek In de religieuze natuurfilosofie geeft de verklaring van de constante lichtsnelheid geen enkele moeilijkheid. Indien namelijk een lichtbron de aarde nadert met een snelheid van 100.000 km/sec, dan heeft het licht in het vacuüm buiten de aarde een snelheid ten opzichte van de aarde van 300.000 + 100.000 = 400.000 km/sec. Op het moment dat de boodschappers in de lichtstraal het meetinstrument bereiken en dus door en langs materiedeeltjes van glas of wat ook moeten vliegen, op dat moment worden de boodschappers vertraagd van 400.000 km/sec tot 300.000 km/sec en meet het instrument dus 300.000 km/sec. Blijkbaar worden de passerende boodschappers door de betrokken onstoffelijke machten van de bezielde materiedeeltjes van het meetinstrument gedwongen tot een snelheid van 300.000 km/sec. Het is een religieus gebeuren dat zich geheel in de onstoffelijke werkelijkheid afspeelt zonder dat wij ooit zullen weten waarom. Omdat de snelheid in het meetinstrument is teruggebracht van 400.000 km/sec tot 300.000 km/sec zijn de boodschappers dichter bij elkaar gekomen. De periodieke verandering in de opeenvolgende boodschappers is korter in tijd geworden, wat zich uit in een z.g. frequentieverhoging van de lichtkleur. Als een lichtbron naar de aarde toe beweegt krijgen alle kleuren een iets hogere frequentie, wat bekend is onder de naam blauwverschuiving. Hetzelfde gebeurt bij een lichtbron die met een snelheid van 100.000 km/sec van de aarde af beweegt. Het licht treft de aarde met een lichtsnelheid van 300.000 - 100.000 = 200.000 km/sec en wordt in de materie van het meetinstrument opgerekt tot 300.000 km/sec. Door dit oprekken komen de boodschappers wat verder uit elkaar wat betekent dat de frequentie van alle kleuren iets lager wordt en we spreken van roodverschuiving. We kunnen uit deze frequentieverandering zien hoe snel een lichtbron zich van ons af of naar ons toe beweegt. Ik meen dat een religieuze verklaring van de constante lichtsnelheid met de bijbehorende rood en blauwverschuivingen een zinvol alternatief biedt voor dit anders zo frustrerende vraagstuk. Ik zou willen dat er naast de moeizame wiskundige behandeling van dit vraagstuk op hoge scholen en universiteiten ook de bovenbeschreven religieuze verklaring behandeld werd. Hierdoor ontstaat er niet alleen een zinvol alternatief voor een moeizame hoeveelheid leerstof, maar wordt ook de grootsheid van de Schepper beter zichtbaar. B) De expansie van het heelal Het gehele natuurgebeuren wordt bestuurd boodschappers. Deze boodschappers kunnen dus een opdracht bij zich dragen die b.v. een getroffen bron (materiedeeltje) tegen de stroom in doet bewegen(aantrekken) of met de stroom mee doet bewegen (afstoten). Uit grondig onderzoek is mij gebleken, dat aantrekkende krachten altijd veroorzaakt worden door een scherpe straal boodschappers. Bij een molecuul water b.v. worden er twee scherpe stralen boodschappers uitgesproeid onder een hoek van 105 booggraden, die daardoor een constante aantrekkingskracht geven onafhankelijk van de afstand en twee waterstofatomen aantrekken als die ergens deze scherpe stralen passeren. Tevens is mij gebleken, dat afstotende krachten altijd veroorzaakt worden door alzijdig uitgesproeide boodschappers, waardoor de afstotende kracht toeneemt bij nadering van de bron en er een evenwicht ontstaat. Door deze aantrekkende en afstotende krachten kunnen zich ruimtelijke bouwwerken vormen zoals b.v. protonen, neutronen of elektronen en daaruit weer atomen en moleculen. De krachten die bij de vorming van atomen en moleculen optreden werken op zeer korte afstanden zoals b.v. een tien miljoenste mm, maar in het heelal werken ten gevolge van andere boodschappers weer andere krachten, en deze krachten werken op grote afstand. Zo sproeit de aarde divergerende scherpe stralen boodschappers uit die de materiedeeltjes van de maan opdracht geven om tegen de stroom in te gaan bewegen, wat betekent dat de aarde de maan aantrekt. Hoewel de aarde ook alzijdig boodschappers uitsproeit die de maan weer afstoten overheerst kennelijk de aantrekkende kracht. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken, dat op grote afstand deze aantrekking overgaat in afstoting zodat het heelal expandeert. Het lijkt mij toe dat op grote afstand de dichtheid van de scherpe stralen aantrekkende boodschappers zo klein is geworden dat de aantrekking verdwijnt terwijl de dichtheid van de alzijdig uitgesproeide afstotende boodschappers nog voldoende is om een hemellichaam met de stroom mee te laten bewegen. Ter toelichting nog het volgende voorbeeld: Zouden b.v. de stekels van een egel heel lang worden, dan zou men op grote afstand tussen de stekels kunnen gaan staan zonder geprikt te worden, of zouden de divergerende scherpe stralen aantrekkende boodschappers heel lang worden, dan kan het betreffende hemellichaam ertussen komen te staan buiten de aantrekkende krachten maar nog wel onder invloed van de afstotende krachten. Om dezelfde redenen ontstaat er tijdens één rondgang van de maan twee keer eb en vloed. |
|||
© webdesign : StudioWitte | Home | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | Bestellen | Auteur | Contact |